Pakketje DNA om te kapen
Een virus is een eiwitmantel met daarin wat genetisch materiaal. Soms zit er om dit eiwitomhulsel nog een membraan (de zogenaamde envelop). Dit is alles waar een virus uit bestaat. Om zich te kunnen voortplanten, en dus te overleven, is het afhankelijk van een gastheer. Dit kan bijvoorbeeld een bacterie, plant of dier zijn. Zodra een virus een gastheer tegenkomt en binnendringt, kapen ze als het ware de cel. Ze gebruiken de machinerie van de gastheercel om honderden, zo niet duizenden kopieën van zichzelf te maken. Uiteindelijk barst de gastheercel open en verspreiden de nieuw geproduceerde virussen zich verder.
Levende eenheid of dood deeltje?
In tegenstelling tot alle andere soorten microben op aarde, zitten virussen niet in de stamboom van het leven. Virussen bestaan niet uit een cel, zoals een bacterie, alg of pantoffeldiertje. Ze hebben geen organellen, kunnen zich niet zelf voortbewegen, en hebben geen eigen stofwisseling. Sommige wetenschappers zijn dan ook van mening dat ze niet echt ‘levend’ te noemen zijn. Andere wetenschappers vinden dat virussen wel verwant zijn aan al het andere leven op aarde, omdat ze bijvoorbeeld ook DNA of RNA hebben, en onderhevig zijn aan evolutie.
Goed versus slecht
Wij hebben dagelijks met virussen te maken. Ze komen overal om ons heen voor. Van de overgrote meerderheid merken we helemaal niks, maar de meesten van ons zullen de gevolgen van een ontmoeting met virussen wel herkennen. Denk aan een simpele verkoudheid, veroorzaakt door rhinovirussen, of een soms serieuzere griep, veroorzaakt door influenzavirussen. Ook veel beruchtere ziektes, zoals aids, of de tegenwoordig uitgeroeide pokken, worden door een virus veroorzaakt.
Maar virussen zijn niet alleen maar slecht voor ons. Veel virussen infecteren uitsluitend bacteriën en houden zo bijvoorbeeld het aantal schadelijke bacteriën laag. Deze soorten virussen heten bacteriofagen, of kortweg fagen. Een faag is soortspecifiek. Dat betekent dat hij uitsluitend op één bepaalde soort bacterie parasiteert. Net als bacteriën zijn er dus ontzettend veel verschillende soorten fagen. Bacteriën kunnen niet resistent worden tegen hun faag. Als bacteriën zich onder druk van de fagen aanpassen, veranderen de fagen net zo snel mee: een evolutionaire wapenwedloop dus. Het menselijke microbioom bevat ook veel nuttige fagen.