Een pipet wordt gebruikt om heel nauwkeurig specifieke volumes vloeistof over te zetten. Pipetten kunnen volumes tot wel 1 µl (= 0,001 ml) accuraat overzetten. Ze zijn daarom onmisbaar in het lab.
Een pipet wordt gebruikt om heel nauwkeurig specifieke volumes vloeistof over te zetten. Pipetten kunnen volumes tot wel 1 µl (= 0,001 ml) accuraat overzetten. Ze zijn daarom onmisbaar in het lab.
Vacuüm
Om microben over te zetten, of om simpelweg een heel klein beetje van een vloeistof op te zuigen, heb je heel specialistische apparatuur nodig: de pipet. Dit apparaat wordt in nagenoeg elk microbiologisch en medisch laboratorium gebruikt. Door met je duim de knop bovenop in te drukken, ontstaat een vacuüm binnen het instrument waarmee de vloeistof in de zogenaamde pipetpunt wordt gezogen. Op de pipet kun je exact instellen hoeveel microliter (µl, een duizendste van een milliliter) je wilt opzuigen. Eenmaal in de pipetpunt, kun je de vloeistof met bijvoorbeeld microben erin eenvoudig overzetten.
1 tot 1000 microliter
De hoeveelheid vloeistof die verplaatst kan worden is afhankelijk van zowel de pipet als de pipetpunt. Pipetten die 1 tot 1000 µl pipetteren worden micropipetten genoemd. Pipetten die met grotere volumes werken, heten macropipetten. Pipetpunten zijn er ook in verschillende maten, en hebben een maximumvolume dat opgenomen kan worden. Daarom is het belangrijk om de juiste pipet en pipetpunten te selecteren voor de taak.