Martinus Willem Beijerinck (1851-1931) ontdekte voor het eerst een ziekteverwekker die kleiner was dan een bacterie. Hij noemde dit een virus en is daarmee de vader van de virologie.
Martinus Willem Beijerinck (1851-1931) ontdekte voor het eerst een ziekteverwekker die kleiner was dan een bacterie. Hij noemde dit een virus en is daarmee de vader van de virologie.
Zieke tabaksplant
De Nederlander Martinus Willem Beijerinck was niet alleen microbioloog maar ook botanist. Toen aan het einde van de 19de eeuw de tabaksmozaïekziekte de oogst van zijn tabaksplanten vernietigde, was hij de aangewezen persoon om de echte oorzaak van deze ziekte te achterhalen. In die tijd dacht men dat de planten getroffen werden door een bacterie of gifstoffen. Beijerincks onderzoek sloot de gif-optie al snel uit toen bleek dat de ziekteverwekker zich kon vermeerderen “zonder op te raken”. Dit betekende dat gezonde planten ziek konden worden van het sap van zieke planten, zelfs als dit sap werd gefilterd tegen bacteriën. Er was dus sprake van een kleinere ziekteverwekker dan een bacterie die het filter kon passeren. Beijerinck noemde dit aanvankelijk een ‘contagium vivum fluidum’ wat ‘levende besmettelijke vloeistof’ betekent.
Virus
Later gebruikte Beijerinck het woord ‘virus’, wat in die tijd de brede betekenis ‘ziekmakende dingen’ had. Beijerinck gebruikte deze naam voor het eerst voor de kleine ziekteverwekker die we nu nog steeds zo kennen. Hij stelde ook dat voortplanting van virussen alleen mogelijk was in andere levende cellen. Hij ontdekte namelijk dat de mozaïekziekte zich niet kon voortplanten buiten de plant, en het virus zich in de plant alleen vermenigvuldigde in de groeiende delen. Door deze ontdekkingen wordt Martinus Willem Beijerinck tegenwoordig gezien als vader van de virologie.