Een cel is de kleinste levensvorm die er bestaat. Alle organismen, of het nou planten, dieren, schimmels of bacteriën zijn, bestaan uit één of meerdere cellen.
Een cel is de kleinste levensvorm die er bestaat. Alle organismen, of het nou planten, dieren, schimmels of bacteriën zijn, bestaan uit één of meerdere cellen.
Eencelligen in de meerderheid
Het leven op aarde is begonnen met micro-organismen die uit één enkele cel bestonden. Ook nu nog heeft het grootste deel van de micro-organismen maar één cel, zoals bacteriën, archaea en eencellige eukaryoten.
Kern of geen kern
Sommige eencellige organismen, zoals bacteriën, hebben geen celkern en worden daarom prokaryoot genoemd (uit het Griekse ‘pro’ (voor) en ‘karyon’ (kern)). Andere eencellige organismen zoals gisten, en meercellige organismen zoals dieren en planten hebben wel een celkern. Zij worden daarom eukaryoot genoemd (uit het Griekse ‘eu’ (echt)). Het DNA van deze cellen bevindt zich in de celkern.
Stevig ingepakt
Rondom de cel zit altijd een celmembraan. Dit zorgt voor het doorlaten van stoffen in en uit de cel. Vaak zit er bovendien een beschermende celwand om het celmembraan heen die een stevige vorm mogelijk maakt.
Meer microben dan cellen
Het menselijk lichaam is opgebouwd uit zo’n 10.000 miljard cellen. Een enorme hoeveelheid, maar deze valt in het niet bij het aantal micro-organismen op en in ons lijf. Dat zijn er nog eens 10 keer zo veel. Deze microben hebben belangrijke taken, bijvoorbeeld in onze mond en darmen. Zonder hen zouden we niet kunnen overleven.