Om je heen
Een groot deel van het eten en drinken dat je elke dag krijgt, wordt gemaakt van en door microben. Bijvoorbeeld yoghurt en kaas. Die krijgen hun elk hun eigen smaak dankzij melkzuurbacteriën. Die zorgen ook dat we kaas en yoghurt best lang kunnen bewaren. Een ander voorbeeld is brood. Als we dat bakken, gebruiken we gist (een soort schimmel) om het luchtig te maken. Ook om wijn en bier te maken, is gist nodig. En verder eten we natuurlijk ook allerlei paddenstoelen, zoals champignons. Lekker. Maar let op, want sommige paddenstoelen zijn giftig.
Als we ons eten te lang laten liggen, bederft het. Het wordt bruin of groen en is dan aan het verrotten of beschimmelen. Dat komt doordat microben zoals bacteriën en schimmels ons eten opeten als wij dat niet snel doen. In de natuur doen ze dat ook met dode planten en dieren, en met de blaadjes die elke herfst uit de bomen vallen. Zo zorgen ze zo voor dat het opgeruimd blijft. Goed werk dus. Als ze aan ons eten zitten, vinden we dat minder leuk. Daarom bewaren we ons eten en drinken in de koelkast. Als het koud is, kunnen de microben niet of heel slecht groeien. De koelkast beschermt ons eten dus en maakt het langer houdbaar.
Als schimmels dode dieren en planten opeten, of afbreken, noemen we dat beschimmeling. Schimmels tasten ook ons eten aan als we het te lang laten liggen. Iedereen heeft weleens wat beschimmeld brood weggegooid. Schimmels kunnen ook op de muren of tussen de tegels in de badkamer leven. Ze kunnen daar goed groeien omdat het er lekker vochtig en warm is.
In de fruitmand ligt soms een bruine, zacht geworden appel. Deze appel is aan het rotten. Dat komt door bacteriën. De bacteriën maken hiervoor speciale stofjes aan die de appel langzaam in heel kleine stukjes breken. De appel verandert hierdoor uiteindelijk in een vloeibaar papje dat de bacteriën gemakkelijk kunnen opeten.
Een beschimmelde boterham of rotte appel kun je niet meer eten. Het ziet er vies uit, maar het is heel belangrijk dat het gebeurt. Schimmels en bacteriën zijn echte opruimers. Zodra een plant of dier doodgaat, eten bacteriën en schimmels de resten op en zetten ze die om in grondstoffen. Daar kunnen andere planten en dieren dan weer van leven. Schimmels en bacteriën zijn dus echte recyclers. Ze staan aan de basis van de voedselketen en maken de cirkel van het leven weer rond.
Zonder zuurstof kunnen wij niet leven. Als je de vraag krijgt waar zuurstof vandaan komt, dan denk je waarschijnlijk aan bomen en planten. Maar het grootste deel van de zuurstof in de lucht wordt gemaakt door algen. Door microben dus. Algen gebruiken net als planten zonlicht. Dat is hun energiebron, waarmee ze koolstofdioxide op nemen uit de lucht, om te groeien, en zuurstof uitscheiden. Dat heet fotosynthese. Zo zie je maar weer dat iets wat wij heel hard nodig hebben om te overleven, voor algen gewoon afval is. Algen maken meer dan de helft van alle zuurstof op aarde. Zonder algen zouden dieren en mensen echt te weinig zuurstof hebben.