De microben

Bacteriën

Bacteriën zijn met heel veel en ze zitten overal. Dat is niet gevaarlijk of vies. Er zijn veel meer nuttige dan schadelijke bacteriën. Ze zijn vaak heel belangrijk voor mensen. Ook voor jou. Er zitten tien keer meer bacteriën in jouw lichaam dan lichaamscellen. Dat zijn er maar liefst honderdduizend miljard (dat is een 1 met 14 nullen), 14.000 keer het aantal mensen op aarde. In je darmen helpt bijna 1,5 kilogram aan darmbacteriën bij de spijsvertering van jouw eten. Ook gebruiken we bacteriën om allerlei soorten eten te maken, zoals yoghurt en kaas. Maar sommige bacteriën kunnen ook slecht zijn. Ze maken je ziek. Gelukkig zijn dit een maar heel weinig en heb je vaak een sterk afweersysteem dat je beschermt.

Algen

Algen heb je vast weleens in de sloot gezien. Wist je dat algen ook microben zijn? Je kunt ze in twee groepen indelen: piepkleine algen die maar uit één cel bestaan (dat zijn microalgen of fytoplankton), en algen die meerdere cellen hebben (macroalgen). Die noemen we ook wel (zee)wier. Microalgen kun je met het blote oog niet zien, maar ze zijn overal te vinden. In een liter zeewater uit de Noordzee zitten tussen de 100.000 en 100 miljoen microalgen. Als de zon veel schijnt, kan het aantal microalgen snel groter worden. De sloot wordt dan helemaal groen. Je mag er dan niet in zwemmen omdat sommige algen je ziek kunnen maken. Macroalgen kun je wel met het blote oog zien. Die vind je vaak op het strand. Ze lijken een beetje op planten, maar ze hebben geen stevige stengels of wortels, ze zijn slap.

Schimmels

Schimmel kennen we allemaal. Als je bijvoorbeeld je brood te lang laat liggen, gaat het schimmelen. Er komen dan pluizige groene plekjes op. Dan kun je het brood maar beter weggooien. Maar voordat je denkt dat beschimmeling vies en gevaarlijk is: eigenlijk ruimen de schimmels zo jouw afval op. Ze verteren dode planten en dieren die wij laten liggen en houden zo de natuur schoon. Schimmels zijn dus heel belangrijk. Sommige zijn zelfs best lekker. Wist je dat champignons ook schimmels zijn? En dat jij wel 150 soorten schimmels op je voet hebt? Van de meeste merk je niks, maar er is ook een soort waar je zwemmerseczeem van kunt krijgen.

Paddenstoel

Paddenstoelen zijn er in alle kleuren en maten. Je bent ze vast weleens tegengekomen in het bos of op een dode boomstam. En anders ken je ze wel uit tekenfilms. Ook al zijn paddenstoelen vaak helemaal niet zo klein, toch horen ze bij de microben. Ze zijn deel van een schimmel. Sommige schimmels bouwen een heel netwerk van draden onder de grond. Daar kunnen dan paddenstoelen uit groeien, vooral in de herfst. Daar zitten sporen in, de zaadjes van de schimmel. Als het waait, vliegen die sporen mee met de wind. Ze worden soms ook in de vacht van dieren verspreid. Waar zo’n spore neerkomt, kan weer een nieuwe schimmel gaan groeien.

Extremofielen

Microben zijn overal om je heen. In de lucht, in de grond en in het water. Ze kunnen op plekken leven waar geen ander dier of andere plant zou kunnen overleven. Er zijn microben ontdekt diep onder de zeebodem, diep onder het ijs en in hele zure of gloeiend hete vulkanische meren. Zulke microben zijn kampioenen in het overleven en worden daarom ‘extremofielen’ genoemd. Daar zit het woord ‘extreem’ in, een verwijzing naar de plekken waar ze leven. Wie weet leven er ook wel microben op andere planeten.

Beerdiertje

Een echte overlevingskampioen is het beerdiertje. Hij kan lang tegen droogte en extreme kou of warmte en is daarmee een extremofiel. Beerdiertjes heten zo omdat de ontdekker vond dat ze zich net zo bewegen als een beer. Ze komen vooral voor op vochtige plekken. In een glas slootwater leven wel 4.000 waterbeertjes. Het beerdiertje ziet er met zijn dikke lijfje en acht pootjes best lief uit, maar het is een echte overlever. Daar heeft hij een speciale manier voor: onder extreme omstandigheden rolt hij zich op tot een tonnetje en brengt hij zichzelf in een soort slaaptoestand. Hij lijkt dan wel dood. Zo kan het beerdiertje bijna tien jaar extreme omstandigheden overleven. Zodra de omgeving weer normale vormen aanneemt, neemt het beerdiertje vocht op en komt hij weer ‘tot leven’.

Parasolmieren

Parasolmieren snijden stukjes blad af met hun sterke kaken. De stukjes blad dragen ze boven hun kop naar het nest. Het lijkt net of ze deze als parasol gebruiken, daarom heten ze zo. Maar eigenlijk gebruiken de mieren het blad niet als parasol. In het nest kauwen werkstermieren de bladstukjes fijn tot bladermoes. Deze bladermoes wordt opgeslagen, waarna het gaat schimmelen. De mieren en hun larven eten deze schimmels. Parasolmieren zijn dus net boeren die voedsel verbouwen.